De school

Historie

Ontstaan van de Schoolvereniging voor Neutraal Bijzonder Onderwijs

6856

Met de nieuwe LO-wet uit 1920 werd het financieel eenvoudiger om een school op te richten.
Men moest voldoen aan de volgende eisen : voor een gemeente als Gouda moest het bestuur de toezegging hebben voor 75 leerlingen GLO (gewoon lager onderwijs) en 36 leerlingen voor de ULO (uitgebreid lager onderwijs), een waarborgsom storten in de gemeentekas, opgave van het maximaal aantal leerlingen waarvoor het schoolgebouw geschikt moest zijn en aangesloten zijn bij een organisatie voor bijzondere scholen.
Initiatiefnemers in Gouda waren G.W. Aberson, J. Slop, mw. Riesz-Noothoven van Goor, mw. Hupkes-Gelderblom en J.G. Hupkes Czn.

Reden om tot oprichting over te gaan was dat men beducht was voor niveauverlaging van het openbaar onderwijs, o.a. omdat door bezuinigingen van de gemeente het aantal zogenaamde opleidingsscholen zou verminderen en bij de resterende opleidingsscholen het 7e jaar werd opgeheven.
Naar gevoelen van de initiatiefnemers voldeden de openbare lagere scholen niet aan het niveau nodig voor doorstroming naar het middelbaar onderwijs.
Het bestuur verzocht de gemeenteraad om toestemming voor oprichting van een school voor GLO en ULO.

De gemeenteraad kon niet anders dan akkoord gaan omdat de vereniging voldeed aan alle eisen.
Tegen het besluit van de gemeenteraad tot goedkeuring van de stichting werd door tegenstanders in beroep gegaan bij Gedeputeerde Staten en later de Raad van State. Beide colleges verwierpen echter het beroep. Desondanks bleven tegenstanders van de bijzonder neutrale school het de vereniging moeilijk maken.


De start

De vereniging kreeg van de gemeente Gouda het schoolgebouw aan de Groeneweg 27 toegewezen dat echter eerst aangepast moest worden aan de eisen van de tijd. In de tussentijd werd het schoolgebouw aan de Nieuwehaven 92 en 94 toegewezen.
Behalve een lagere en een ULO-school stichtte de vereniging op eigen kosten een Fröbelschool die vanaf het begin een succes was. Aan de Groeneweg kon de vereniging een stuk grond in erfpacht verkrijgen alwaar in 1925 een gebouw voor de Fröbelschool werd neergezet.

In de jaren dat de Fröbelschool meer dan 50 leerlingen had ontving de vereniging subsidie van de gemeente.
Het eerste hoofd van zowel GLO als ULO was mej. F.C.A. Bak, voormalig hoofd van een openbare school. Als facultatief vak werd er Frans onderwezen aan 5e en 6e klas leerlingen. Aan de ULO werden speciale vakonderwijzers verbonden voor o.a. Frans, handwerken en gymnastiek.

In de eerste jaren liep het aantal leerlingen geleidelijk op, op de GLO van 166 naar 190, op de ULO van 26 naar 54. Het hoogste aantal leerlingen werd behaald in september 1940 toen er 230 leerlingen geregistreerd werden. Na 1957 nam het leerlingenaantal flink af tot ca. 120, met een dieptepunt van 103 in september 1963. Eind jaren zestig waren er ca. 140 leerlingen.
In 1927 werd besloten een apart hoofd voor de lagere school aan te stellen omdat de organisatie te veel werd voor één persoon.
Omdat het rijk nogal traag was met het vergoeden van de kosten werd in 1926 besloten het innen van het voor iedereen verplichte schoolgeld van de gemeente over te nemen om er zo rente van te kunnen trekken en wat ruimer in het kasgeld te zitten. In 1948 werd deze taak weer teruggeven aan de gemeente omdat het erg veel moeite kostte het geld binnen te krijgen.

1923

Periode 1930-1957

Nadat er al in 1927 in het bestuur over gesproken was, werd in 1930, op verzoek van de ouders, begonnen met een 7e leerjaar voor de lagere school. Dit was één van de redenen dat de ULO steeds minder leerlingen kreeg waardoor deze in 1932 werd opgeheven. Na toestemming van de provincie werd de ULO in september 1933 heropend. Voor financiering door het ministerie bleken ondertussen strengere eisen te zijn ten aanzien van het aantal leerlingen, waaraan de ULO niet voldeed. Gevolg was dan ook definitieve sluiting van de ULO per april 1934 en opnieuw opstarten van een 7e klas. Dit had tot gevolg dat de gemeente (die eigenaar van het gebouw was) toestemming kreeg van de provincie tot ingebruikname van 4 lokalen (na veelvuldig overleg werden het er 2). Een gedeelte van de waarborgsom werd vervallen verklaard.

De crisisjaren legden een zware druk op de financiën van de vereniging. Op veel zaken werd beknibbeld: de salarissen van de boventallige leerkrachten werden verminderd, het aantal boventallige leerkrachten werd beperkt, sommigen werden vervangen door "assistenten". Vanaf 1934 werden de gymnastieklessen niet meer vergoed door de gemeente. Met hulp van een extra ouderbijdrage werd geprobeerd zelf gymnastieklessen te organiseren.

Vanaf de mobilisatie in 1939 werden regelmatig Nederlandse en Duitse legeronderdelen gehuisvest in de school en werd de schoolbevolking zolang elders ondergebracht o.a. in de sociëteit van "De Reünie". Door de vorderingen was veel schade ontstaan aan het gebouw die pas na circa 10 jaar helemaal weggewerkt was.
In 1957 werd de school vernoemd naar de oud-hoogleraar pedagogiek R. Casimir die zich o.a. inzette voor het bijzonder neutraal onderwijs.

IMG 4565

Wie was Rommert Casimir (1877-1957)?

Rommert Casimir2

De school is in 1957 vernoemd naar Professor Rommert Casimir (1877-1957), die zich o.a. inzette voor het bijzonder neutraal onderwijs in Nederland.
Rommert Casimir was een idealistisch onderwijzer, die later hoogleraar opvoedkunde werd. Casimir was goed bevriend met de bekende pedagoog Jan Ligthart. Rommert Casimir had vooruitstrevende ideeën over onderwijs. Hij was voorstander van contact tussen school en gezin (ouderavonden, pedagogische voordrachten voor ouders en leraren) en een vriendschappelijke verhouding van leraren en leerlingen (klassenavonden, schoolreizen, schoolkampen), zaken die in zijn tijd zeker niet vanzelfsprekend waren.

Opvoeden heeft volgens Casimir vier aspecten. In de eerste plaats dient men het kind gelegenheid te geven om uit te groeien. Er moet vrijheid zijn als grondslag voor de juiste ontplooiing van de gegeven mogelijkheden. Het kind zal deze echter slechts kunnen verwerkelijken, als het materiaal heeft om er mee te werken. Verschaffing van doelmatig ontwikkelingsmateriaal is dus het tweede aspect. De activiteit of het intellectueel vermogen van het kind kan echter te gering zijn om het te gebruiken. Het moet geprikkeld worden om dit wel te doen, om het nieuwe er uit op te zoeken, om nieuwe combinaties op te bouwen. Dit is het principe van de activering.

Tenslotte staat de mens nooit alleen; hij moet in een gemeenschap kunnen leven en kan daarom niet alles doen wat hij wil. Bepaalde neigingen behoren bedwongen te worden; het kind dient men bepaalde taken op te leggen. Het is het principe van de belemmering en van de oplegging. (Casimir, Langs de lijnen van het leven, 1933) Dit zijn waarden die je nog steeds op onze school kunt zien.


Terug in de tijd: Vrouwengevangenis op de locatie van de Casimirschool

(Bron: In de Buurt, Gouda, Merel Jansen, juli 2018)

Wist je dat Gouda een vrouwengevangenis heeft gehad? In 1837 was het zelfs de grootste vrouwengevangenis van heel Nederland. Er verbleven meer dan 300 vrouwen. De inrichting in Gouda was destijds bedoeld voor zogenoemde hoeren en landlopers.

Samen met moeder in de gevangenis
De gevangenis zat aan de Groeneweg, waar nu de Casimirschool zit. De vrouwen die in de gevangenis verbleven waren gemiddeld tussen de 20 en 35 jaar oud en een aantal van hen kregen ook kinderen tijdens hun verblijf in de gevangenis. Sommige kinderen verbleven samen met hun moeder in de gevangenis omdat zij te jong waren om van elkaar gescheiden te worden.
De vrouwen sliepen in genummerde hangmatten omdat bedden te veel ruimte innamen. Ook mocht er geen licht gebruikt worden vanwege het brandgevaar. De gevangenis had als bijnaam Het Spinhuis, omdat er werkzalen waren waar de vrouwen konden breien, spinnen of naaien. Ook was er een ziekenzaal.
Ook Geertje Dircx, de ex-minnares van Rembrandt van Rijn werd voor 12 jaar veroordeeld en naar de inrichting in Gouda gestuurd. Zij is na 6 jaar met hulp van trouwe vrienden weer vrij gekomen. Haar gezondheid had ernstig geleden onder het verblijf. Zeven maanden na haar vrijlating is zij dan ook overleden.

Erbarmelijke omstandigheden
De omstandigheden in de Nederlandse gevangenissen waren in die tijd erbarmelijk. Er waren wel reglementen, maar die werden slecht nageleefd. Er is in 1839 een Koninklijk besluit genomen waarin staat beschreven dat het toezicht in de vrouwengevangenissen voortaan zo veel mogelijk zou moeten worden opgedragen aan vrouwen. Het was zorgelijk dat er in de vrouwengevangenis voornamelijk mannen werkten. De mannelijke bewaarders hadden namelijk onbeperkt toegang tot alle ruimtes, en sommige vrouwen gedroegen zich seksueel uitdagend.Een met ongedierte besmet krot
De zomer van 1847 was extreem warm, en dit eiste ongeveer 300 vrouwenlevens. Veel lichamen werden daarna ter beschikking gesteld aan de wetenschap. Toen een inspecteur de gevangenis in Gouda bezocht, concludeerde hij dat het een met ongedierte besmet krot was.
De inspecteur had vooral moeite met het ontbreken van cellen. Cellen waren volgens hem zeer aan te raden bij zedeloze vrouwen. Hij signaleerde namelijk al 10 jaar eerder dat de ‘madames’ vanuit de gevangenis meisjes probeerden te ronselen voor het bordeel dat zij – ambitieus als zij waren – na hun verblijf in Gouda wilden opstarten.

Vrouwengevangenis gesloopt
Aan het begin van de tweede helft van de negentiende eeuw werd dan eindelijk het cellulaire stelsel in ons hele land ingevoerd. In 1850 opende Amsterdam als eerste een gevangenis met cellen. Daarna volgde Leeuwarden, ‘s-Hertogenbosch, Woerden en Hoorn.
De gevangenis in Gouda was verouderd en voldeed echt niet meer. In 1861 werd de vrouwengevangenis officieel opgeheven en verhuisden de vrouwen naar de strafgevangenis in Woerden. Het stinkende vervallen gebouw werd daarna gesloopt. In 1865 kwam er een burgerschool voor jongens, en in 1923 vestigde de Casimirschool zich op deze locatie.

Cold Case
In 1984 trof de archeologische vereniging Golda toch nog muurresten aan en er werden scherven en plavuizen aangetroffen. Ook zijn er skeletten gevonden. Deze skeletten konden alleen niet verder worden onderzocht omdat de kisten grotendeels onder de bestrating liggen. Een echte Cold Case, dus.

Geschiedenis van het Tuchthuis

Bron: diegoude (2010)

Terug in de tijd: Uit de tijd van Dhr. Sijgers

Juf Kortenoever EA

Een ingezonden bericht:

Vandaag las ik het berichtje in de Goudse Post over het 90-jarig jubileum van de Casimir school.

Ik kwam als 6-jarig jongetje aan Moeder's hand op 1 September 1933 voor het eerst op die school; de school heette toen "de Neutrale School", hoofd was de Heer Sijgers.

Er werd het volgend jaar een klasse foto gemaakt in een hoek van de speelplaats. Te zien zijn de "Juf" - juffrouw Kortenoever - en ik weet nog wat namen van enkele van mijn toemalige klasgenootjes. Rechts vooraan zit Mia van der Wand en direct ernaast zit ik. Het hoofd erboven is dat van mijn neef Jan Sibbes. Helemaal links staat Anneke Koelewijn (van het Regentessenplantsoen, waar ik indertijd ook woonde.) Naast juffrouw Kortenoever staat Drikus van Drees. En dat is het helaas voor wat betreft de door mij herinnerde namen. De eerste paar keer bracht mijn moeder mij naar school, later liep ik zelf vanaf het Regentessenplantsoen langs de Varkenmarkt - op Donderdagen heel spannend! - langs de Zeugstraat, Tiendeweg en de Groenweg naar school. Ik herinner mij nog, dat onderweg het snoepwinkeltje van de oude Mevrouw Jaske (met het houten been) in de St. Antoniestraat, waar ik weleens een "duimdrop" mocht kopen.

Eind 1934 verhuisden wij naar Hillegersberg en moest ik dus de "Neutrale school" verlaten, hetgeen ik wel jammer vond.

Ik vraag mij weleens af, wie er van die leerlingen nog leeft en of er nog één van te Gouda woont.
Met vriendelijke groet,


Hans Briedé

Casimirschool in de Tweede Wereldoorlog: Frits Stolk, het vergeten verhaal

Frits stolk

(Bron: Goudse Post 25 apr 2012)

GOUDA - Op dinsdag 17 oktober 1944, speelde zich voor de deur van de Casimirschool aan de Groeneweg 27 een drama af dat eigenlijk ongemerkt in de Goudse geschiedenis is verdwenen. Op deze plek eindigde abrupt het leven van de toen 18 jarige Gouwenaar Frits Stolk. Vandaag wordt aan de gevel van de Casimirschool een gedenkteken onthuld, ter nagedachtenis aan deze onbekende Goudse jongen die in de oorlog het leven liet.

Schrik van Gouda


Frits Stolk kwam om het leven door een schot uit het pistool van Han Balvert, in het boek van Jan Kompanie beter bekend als ‘De Schrik van Gouda’. Stolk werd de dag ervoor door Balvert opgepakt in de omgeving van de Achterwillens. De reden van zijn arrestatie is nooit echt duidelijk geworden. Samen met de gearresteerde Teun Lok werd Stolk geboeid met een touw naar Gouda gebracht. Teun Lok wordt onderweg geboeid in een sloot gegooid, maar Frits wordt door Balvert naar de Sicherheitsdienst aan de Ridder van Catsweg gebracht. Na urenlang verhoor wordt Frits door Balvert naar de school aan de Groeneweg 27 overgebracht. De school is dan deels door de Waffen-SS in gebruik genomen. Daar wordt Stolk opgesloten.

Liquidatie


De volgende avond gaat Balvert met een andere SD’er terug naar de school om daar Frits Stolk op te halen. Wat de precieze bedoeling is, is niet helemaal duidelijk, maar uit verslagen blijkt duidelijk dat Balvert de vooropgezette bedoeling heeft om Frits te liquideren. Hij gaat de school binnen terwijl de andere SD’er in de auto wacht. Even later komt eerst Frits naar buiten gevolgd door Balvert. Er klinkt een schot, Frits blijft dodelijk verwond voor de deur liggen en de auto verdwijnt in het donker. Om negen uur ‘s avonds geeft Balvert zelf aan het politiebureau op de Markt door dat er op de stoep voor de deur van de school een arrestant van de SD ligt, die op de vlucht is neergeschoten. Frits leeft dan nog wel en hij wordt naar het ziekenhuis vervoerd, waar hij de volgende ochtend overlijdt. Hij wordt begraven op de oude begraafplaats aan de Vorstmanstraat in een naamloos graf. “Van Frits is niets gebleven, geen grafsteen, geen vermelding op de plaquette van het stadhuis, helemaal niets,” vertelt Frans Dubois, leerkracht bij de Casimirschool. “Om dit stukje Goudse geschiedenis over een gewone Goudse jongen die maar achttien jaar mocht worden niet helemaal te laten verdwijnen, is besloten deze jongen een ‘gezicht’ te geven.” Aan de gevel naast de deur van de school, precies op de plek waar Frits werd neergeschoten, is een bordje met het verhaal over Frits Stolk bevestigd.

Leerlingen van de Casimirschool zijn ieder jaar betrokken bij de adoptie van oorlogsmonumenten en de kranslegging bij het Joodse Poortje, dat door de school is geadopteerd. Het verhaal van Frits Stolk is hiermee definitief uit de anonimiteit gehaald en zal een belangrijke rol spelen tijdens de herdenkingen in de toekomst.